(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)





Klaartje Klok heet ik en ik mag vandaag mee met de paardentram. Samen met pa, helemaal naar Musselkanaal. Wat heb ik hem vaak voorbij zien rijden. Bij de remise aan het Beneden Dwarsdiep in Veendam kijk ik bijna iedere dag hoe de paarden verwisseld worden. En nu mag ik mee, naar de Klapster Maart, de grote markt en kermis in Musselkanaal.

Het is nog vroeg als we instappen. We glijden zonder veel gebonk en gehobbel over de weg. Heerlijk! Almaar weer hoor ik 'ho' als er reizigers instappen en klinkt de bel als we verder gaan. Jammer dat het zo mistig wordt. De conducteur gaat zelfs naast het paard lopen omdat de koetsier haast niets meer kan zien. En dan gebeurt het. Ik hoor de conducteur schreeuwen: 'Weg, kerel! Blijf af.' De koetsier brult:’ Ho!’
Onmiddellijk springt pa van de bank en vliegt over het balkon naar buiten. Een jonge kerel voor ons doet hetzelfde. Ik ben bang en schreeuw: Pa…pa…!’ Hoe zal het met hem aflopen? Pa is voor niemand bang. Toch huiver ik. Buiten hoor ik vloeken en schreeuwen. De andere passagiers zijn doodstil. Niemand verroert zich.

‘Laat los!’ Ik hoor een vreemde stem brullen. Verwensingen knallen door de lucht.
Dan komen pa en de jonge man met de conducteur terug. Hemeltjelief, wat heeft die een knoeperd van een buil op zijn hoofd. Pa ondersteunt hem. De jonge man heeft de pet met de glimmende klep in zijn hand. Iedereen komt nu overeind.
‘Wat is er gebeurd’?

'Een kerel die het op het geld van de conducteur voorzien had', zegt pa. ‘Hij zat al aan zijn geldtas te sjorren. Toen hij ons zag rende hij weg. Vast een
landloper.' Ik zie dat de conducteur lijkbleek is. Dan dondert de stem van de koetsier door de tram: ‘Iedereen gaat zitten. Wij gaan weer verder. Vort!’ De tram rijdt weer.
Langs het Stadskanaal trekt de mist gelukkig op.
 

Paard en stoom op het stalen sporenpaar

In 1880 kregen Veendam en Wildervank een paardentram. Die reed van Zuidbroek naar Ter Apel. Over een stalen sporenpaar van 41 km, de langste paardentramlijn van Europa. Als je in Zuidbroek instapte was je drieënhalf uur later al bij het eindpunt. Er is ook nog een zijtak bij gekomen die de reizigers van Veendam over de Zuidwending naar Nieuwe Pekela bracht. Er waren wisselplaatsen met dubbelspoor, waar de trams elkaar konden passeren. Niet minder dan dertien keer per dag reden de trams heen en weer. In de remises, zoals bij de Remiselaan aan het Beneden Dwarsdiep, stonden paarden op stal en konden de paardenkrachten verwisseld worden. Veendam had zelfs korte tijd een echte 'stadstram'. Die reed een rondje van het Oosterdiep naar de Kerkstraat, de huidige Winkler Prinsstraat en Van Beresteijnstraat en terug. Maar omdat dit rondje te voet minstens zo snel ging, werd het geen succes.

Eigenlijk was de paardentram niet meer dan een doekje voor het bloeden. De naam van De Eerste Groninger Tramway-Maatschappij (EGTM) mocht nog zo modern klinken, het bleef behelpen. Veendam en Wildervank hadden o zo graag een aansluiting gehad op de trein van Groningen naar Nieuweschans. Maar die daverde vanaf 1868 over Zuidbroek richting Duitsland.

Toch waren de Veendammers en Wildervankers maar wat blij met hun paardentram. Je kon vlakbij huis instappen en elk uur reed er wel een tram voorbij. Daar kon de trekschuit niet aan tippen. En doordat de tramrails zorgvuldig en vlak in de weg waren aangebracht, reed je zonder horten en stoten van dorp tot dorp. Heel anders dan in die omnibussen. Zo werden de postkoetsen genoemd die ook vaste routes hadden, maar waar je geradbraakt uitkwam. Zij holder-de-bolderden over de wegen vol kuilen, bulten en losse klinkers. Bovendien ging er vaak wat mis. Dan weer brak een wiel en dan weer was er wat met de paarden. Nee, daarbij vergeleken was een rit met de paardentram een feest. Het mocht dan niet snel gaan, de bedaard voortstappende paarden sloegen in elk geval niet op hol. Dominee Anthony Winkler Prins, de doopsgezinde predikant die altijd in de weer was om Veendam vooruit te helpen, had zelfs een Tramlied gedicht:

Stap op nu maar, vrees geen gevaar
Een stalen sporenpaar
Omklemt Veendam en Wildervank,
Steeds roept de schel met heldren klank:
Stap op nu maar, vrees geen gevaar
De Tram is kant en klaar!

Toch begreep ook Winkler Prins wel dat je met de paardentram niet echt de moderne tijd in flitste. Daarvoor gleed je wel erg traag langs de diepen, de fabrieken en boerderijen. Nee, dan paste de stoomfluit van de trein heel wat beter bij de vooruitgang. Winkler Prins heeft niet meer mogen meemaken dat Veendam zijn trein en station kreeg. In 1908 overleed hij. Twee jaar later, in 1910, was het zover. Met een optocht, diners, redevoeringen en een groot vuurwerk vierden de Veendammers de opening van de NOLS-lijn van Delfzijl naar Stadskanaal. De Noord-Ooster-Locaal-Spoorwegmaatschappij liet stoomtreinen op dit traject rijden. Het mocht dan een boemeltje zijn, de Veendammers en Wildervankers konden voortaan sporen. Wie naar Groningen wilde stapte in Zuidbroek over.

Voor de paardentram was de trein een geduchte concurrent. Ze heeft haar bestaan nog tot 1920 gerekt, maar toen was het ook afgelopen. Op haar beurt moest de trein al na zo’n tien jaar concurreren met een nieuw vervoermiddel: de autobus. Die reed snel, had veel haltes en kwam in dorpen die niet aan het spoor lagen. Het is voor de NOLS dan ook een moeizame strijd om het bestaan geweest. Vooral het personenvervoer leverde verlies op. Ook met de goederentreinen was het geen vetpot, maar doordat Veendam veel fabrieken telde, viel dat toch wat mee. Doordat er ook een spoordok bij het station lag kon de vracht van het schip gemakkelijk in de goederenwagons worden overgeladen. Ook nu nog vertrekken er vanuit Veendam goederen- en personentreinen. En toch konden reizigers er jarenlang niet terecht. Eerst sinds 2011 kan er weer per spoor gereisd worden. Arriva heet het bedrijf dat de treinen laat rijden. De NOLS werd in 1939 opgeheven. Er waren te weinig passagiers en te veel schulden. Omdat er in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) gebrek aan olie en benzine was en de bussen het lieten afweten, hebben er tussen Stadskanaal en Zuidbroek toen toch weer treinen gereden. Tot 1953 is dat zo doorgegaan. Toen was het echt afgelopen. Alleen een heel enkele keer kregen groepen, zoals voetbalsupporters, voor een uitwedstrijd naar het Rotterdamse Feijenoord nog de kans met de trein te reizen.
In 1995 kwamen oude tijden echter letterlijk weer een beetje terug. Toeristische stoomtreinen uit de oude doos rijden in de zomermaanden op het vertrouwde NOLS traject Stadskanaal-Veendam.


KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD
KLIK HIER OM DIRECT NAAR DEEL 31 TE GAAN: 
Klaas de Vrieze, de kunstmestschoolmester, 1890