(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)
Mijn naam is Sara Simons en ik weet niet waar ik de volgende week zal wonen. Al wel twaalf keer ben ik verhuisd. Steeds weer naar andere mensen. En nu ben ik bij oom Job en tante Sien. Geen echte oom en tante, maar ik noem ze zo. Waar papa en mamma en mijn beide broertjes zijn weet ik niet.
Mijn echte oom Ben heeft ons op de trein gezet, toen er in Amsterdam overal joden werden opgepakt. 'Nu weg of anders ben je er bij', zei hij. In Zwolle moesten we allemaal uitstappen. Mijn broertjes gingen met een mevrouw mee. Papa en mamma werden door een auto opgehaald. Ik kwam bij twee aardige mensen die dicht bij het station woonden. Maar ik kon er niet blijven en verhuisde al maar weer. 'Dat is veiliger', zeiden ze. Nu ben ik al een tijdje bij oom Job en tante Sien in het Stadskanaalster deel van Wildervank. Gisteren is Willem gekomen. Hij slaapt in de schuur en ik onder het dakraam op zolder. 'Uitkijken, altijd uitkijken...', zeggen oom Job en tante Sien. Zodra er soldaten of vreemde mensen op het erf komen moeten we roepen van: 'Hoe laat is het?' Ik vlieg dan naar boven en kruip achter de zoldertrap in mijn schuilhok dat oom Job gebouwd heeft. Willem heeft een plekje in de koeienstal. Steeds is het goed gegaan. Ik zie door het keukenraam een fietser aankomen. Gelukkig, goed volk. Het is meneer Kamminga. Hij brengt nieuwe bonkaarten.
Angst en beven
Al sinds de zeventiende eeuw (1600-1700) kenden de Veenkoloniën joodse inwoners. Van de allereersten weten we vaak niet meer dan dat ze uit het oosten kwamen. Uit steden en dorpen in het tegenwoordige Duitsland of Polen. De allereerste joodse naam die opduikt is Alexander Cohen. Hij woonde in Wildervank en was koopman. Veel joden waren handelaar, vooral in vee en textiel. De Veenkoloniën groeiden en de joodse gemeenschap ook. Zo woonden er ook in Wildervank verschillende joodse families. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 klopten mannen in uniform op hun deuren. Opa's ,oma's, vaders, moeders, kinderen met een ster op hun jas of mantel werden meegenomen. Ze hadden een rieten koffer in de hand. Een inwoonster uit Wildervank herinnerde zich:
Vlak naast het huis van mijn grootvader woonde een familie Polak. Op een nacht werden ze opgehaald om met een trein naar een kamp gebracht te worden. Mijn tante hoorde en zag wat er gebeurde. Ze hadden namelijk een klein zoontje dat heel erg huilde omdat het zijn autopedje mee wilde hebben. Normaal mochten ze alleen het meest noodzakelijke meenemen, maar uiteindelijk mocht dat autopedje mee naar het station. Waarschijnlijk vonden ze het goed omdat hij dan vlugger zou lopen. Het heeft een verschrikkelijke indruk gemaakt dat dat kindje huilde.
Bij de uloschool in Wildervank moesten ze zich verzamelen. Daarna ging het naar Westerbork en vervolgens naar een vernietigingskamp in Duitsland of Polen.
Vóór deze verschrikkelijke gebeurtenis in oktober 1942 waren de joden door de Duitsers al vernederd en apart gezet. Adolf Hitler, die in Duitsland en na mei 1940 ook in Nederland alles voor het zeggen had, was een antisemiet. Hij gaf de joden de schuld van alles wat er mis ging en noemde ze mensen van het laagste allooi (Untermenschen). Daarom moesten ze uitgeroeid worden. In Nederland tuimelden de maatregelen tegen de joden vanaf 1941 als het ware over elkaar heen. Alle zwembaden, sportvelden, bioscopen, bibliotheken, cafés en restaurants waren voor joden verboden. Joodse kinderen moesten naar aparte scholen. Joodse bedrijven werden opgeheven, wat betekende dat juist zij, als echte handelaren, bij duizenden werkeloos werden. In werkkampen, die er overal in het land kwamen, moesten ze dwangarbeid verrichten. Er kwamen Jodensterren. Die moesten op de kleren gedragen worden, zodat iedereen kon zien wie tot de Untermenschen behoorde. Het was het voorteken van hun vernietiging. Ook in Veendam en Wildervank overleefden slechts enkele joden de oorlog.
Niemand had dat kunnen denken toen de Duitsers op de tiende mei van 1940 binnenmarcheerden. Er vlogen een paar bruggen de lucht in, zoals die in Bareveld. Maar verder maakte het Nederlandse leger het hen niet moeilijk. Het trok zich terug naar de Afsluitdijk om die te verdedigen. Zonder succes. Nederland werd door de Duitsers bezet. Met angst en beven wachtten de familieleden van de soldaten, die in andere delen van Nederland tegen de Duitsers vochten, op berichten. Ze hoorden dat er bij de Grebbelinie in Utrecht, in en om Rotterdam en in Noord-Brabant zwaar gevochten werd. Het duurde lang voor er meer nieuws naar buiten kwam. Ook toen Nederland zich op 15 mei had overgegeven was vaak niet bekend wat er met met man, zoon of vader gebeurd was. Wel dat het hele Nederlandse leger krijgsgevangen was gemaakt. Pas later kwam men te weten wie het leven had gelaten en wie er gewond was geraakt.
De eerste weken van de oorlog konden de mensen maar niet geloven dat ze zo snel van een vrij land een bezet land waren geworden. Vier dagen oorlog … en het was voorbij. ‘Verraad…, ’ werd er gefluisterd. Met een scheef oog keken ze naar de NSB’ers in het eigen dorp. Daar had de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert ook zijn aanhangers. En die had de kant van de Duitse vijand gekozen. Waren ze geen landverraders? En waren ze wel te vertrouwen?
Eerst leek het allemaal nog wat mee te vallen. Maar al snel bleek de Veendammers en Wildervankers dat ze geen baas meer over zichzelf waren. De raadsleden die ze gekozen hadden pasten niet in het systeem van Herr Hitler. En die had als Führer alles te zeggen. Alleen de burgemeester mocht blijven om te doen wat de Duitsers hem voorschreven. Toen burgemeester De Witt van Wildervank, die toevallig op 2 en 3 oktober 1942 niet in zijn gemeente aanwezig was, hoorde van het wegvoeren van de Wildervanker joden, trad hij af. Hij wilde zelfs de schijn vermijden dat hij zoiets vreselijks had toegelaten. Dan maar ontslag. Later zou hij in het verzet tegen de Duitse bezetters nog een belangrijke rol spelen..
KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD |
|
KLIK HIER OM DIRECT NAAR DEEL 39 TE GAAN:
|
|
|