(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)





Zo waar als ik Aagje Koster heet, nooit ben ik zo zenuwachtig geweest als vandaag. Almaar weer heb ik het uit mijn hoofd geleerd: het Veenkoloniaal Lied. Dat moet ik vandaag voordragen. Onze meester is een verwoed toneelspeler en reciteert ook graag gedichten. 'Reciteren' zegt meester, voordragen vindt hij te gewoon. Aan het eind van het schooljaar is er een reciteerwedstrijd. Alle zesdeklassers hebben al een gedicht gereciteerd. Meester heeft de drie besten uitgekozen en ik ben een van hen.

Er is een echte jury. Het beroemdste lid is dominee Anthony Winkler Prins. En laat dominee nu ook de dichter van het Veenkoloniaal Lied zijn...
O, o, wat knijp ik hem. Mijn hart klopt in de keel. Eerst mag Willemijn. Die draagt 'het Liedeke van de ooievaar' van een andere dichtende dominee voor: J.J.L. ten Kate. Wel mooi, maar een beetje snel. Dan komt Sander. Die heeft een grappig gedichtje uit het hoofd geleerd. 'Mop en Mopje' van J. J. A. Goeverneur. Maar hij vergist zich een paar keer. Mijn knieën knikken. Niet te snel... niet te snel...


Wild en woest en ledig was het ruwe veen,
Slechts de heide vlocht er kransen overheen
Boog zich over d'oevers van den bruinen plas,
En verborg de diepte van het zwart moeras.

Ook de beide andere coupletten leveren geen probleem op.

Uitslag: 1. Aagje, 2.Willemijn, 3. Sander. 'Uitmuntend voorgedragen. Jij verdient de eerste prijs met lof', zegt de beroemdste inwoner van Veendam. 

Een geleerde dominee

Vrijwel overal in Veendam kom je Anthony Winkler Prins tegen. Er zijn een straat, een plein, een scholengemeenschap, een winkelpassage en zelfs een koek naar hem genoemd. En alsof dat nog niet genoeg is zijn er ook nog twee monumenten voor hem opgericht. Eentje op de plek waar zijn woning en pastorie hebben gestaan en één levensecht op het Museumplein, pal voor het Veenkoloniaal Museum. De Veendammers bewonderen hem nog altijd.

In 1850 kwam de doopsgezinde predikant hierheen omdat Veendam met volle kracht vooruit ging. Daar wilde hij bij zijn. De scheepvaart bloeide, de industrie kwam op. Daar hoorde goed onderwijs bij. Zonder hem zouden er nooit een hbs en een zeevaartschool gekomen zijn. Geen trein in Veendam? Dan maar een paardentram! Hij was een geliefd spreker, maar werd in Nederland toch het beroemdst als schrijver van de eerste encyclopedie.

Het is de vraag of de beroemde Winkler Prins encyclopedie nog een herdruk beleeft. Tegenwoordig zoeken jong en oud op internet als ze iets willen weten. Boekenkasten met zo’n twintig forse delen waarin van A -Z alle mogelijk wetenswaardigheden opgezocht kunnen worden zijn er steeds minder. Dankzij alle fraaie foto’s en andere illustraties, zagen de encyclopedieën er wel steeds aantrekkelijker uit. Van 1868-1881 heeft Winkler Prins aan de eerste encyclopedie in Nederland gewerkt. Vrijwel helemaal in zijn eentje. Alleen een paar leraren van de Veendammer hbs (de hogere burgerschool; voorloper van het huidige atheneum) hebben hem een beetje meegeholpen.

En dat was niet het enige dat Winkler Prins uit zijn pen liet vloeien. Honderden en honderden artikelen heeft hij geschreven. Maar ook als dichter en schrijver en vertaler van boeken was hij in de negentiende eeuw bekend.

En dan was hij ook nog een populaire spreker. De zeelieden die ’s winters thuiskwamen zagen elkaar in Wildervank en Veendam op de bijeenkomsten van hun zeemanscolleges. Geen geliefdere spreker dan dominee Winkler Prins. Die wist alles van vreemde landen en vreemde volkeren, ja zelfs van zeestromingen en de sterren.

Ook voor de bijeenkomsten van het Nut werd Winkler Prins almaar weer als spreker gevraagd. De Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen had ook in Veendam en Wildervank departementen (afdelingen). Ze probeerde niet alleen de armoede te bestrijden, maar ook het volk te verheffen. Wie weinig geleerd had kon zijn kennis op de avondscholen van ‘t Nut bijspijkeren. Om de kleintjes beter op te voeden en ze alvast wat te leren, stichtte ’t Nut kleuterscholen. Ook steunde het de rederijkers, die zo mooi mogelijk reciteerden en toneelspeelden. Aagjes meester was een enthousiaste rederijkers van de Veendammer kamer Vondel.

Winkler Prins was werkelijk met honderd-en-een dingen in de weer. Geen onderwerp of de de beroemde Veendammer hield er een lezing over. En dan te bedenken dat predikant van de doopsgezinde kerk zijn eigenlijke beroep was. Het was een voordeel dat er niet zo heel veel doopsgezinden in Veendam en Wildervank woonden. Zo hield hij tijd over om te schrijven en te studeren. Maar daar bleef het niet bij.

Hij wilde dat Veendam een moderne plaats was met fabrieken, goede scholen en goede verbindingen. Hij stond voortdurend bij de burgemeester op de stoep om hem aan te sporen Veendam vooruit te helpen. Zonder hem zouden er waarschijnlijk nooit een hbs en een zeevaartschool gekomen zijn. Zijn grootste nederlaag was dat de trein Veendam niet aandeed. Die denderde sinds 1868 van Groningen over Zuidbroek naar de Duitse grens en liet Veendam links liggen. De paardentram, die van Zuidbroek naar Ter Apel liep en waarvoor hij ook zijn best deed, vond hij diep in zijn hart maar een doekje voor het bloeden. Als het aan hem had gelegen, waren er in Veendam heel veel bomen gekapt. Die stonden langs het Oosterdiep maar in de weg! Voor verbreding van de straatweg moesten ze wijken. Of hij blij was met zijn mede-Veendammers? Niet als ze rookten en een borrel dronken. Zodra iemand tijdens zijn lezing aan een pijp of sigaar trok, stopte hij. De ‘wolken van genot’ waren niet aan hem besteed. Ongezond, vond Winkler Prins ook toen al. Het drinken van alcohol vond hij nog erger. De jenever bracht zoveel ellende dat hij er niets van wilde weten. Hetzelfde gold voor wapens. Winkler Prins haatte oorlogen en militair geweld. Hij was een overtuigd pacifist en tegen het leger en bewapening, net als de andere doopsgezinden trouwens.

Ook als voorvechter van de rechten van de vrouw was hij zijn tijd ver vooruit. Dat betekende trouwens niet dat hij thuis luiers verschoonde, dweilde of aan de wastobbe stond. Zo modern was hij nu ook weer niet. En ook de opvoeding van zijn negen kinderen kwam het meest op zijn vrouw neer. Winkler Prins mocht dan wijd en zijn beroemd zijn, de gewone Veendammers en Wildervankers kenden zijn Veenkoloniaal ‘Volkslied’ toch het best. Geen wonder dat Aagje dat uitkoos om voor te dragen. Later werd het Wild en Woest en Ledig op muziek gezet en uit volle borst gezongen.


KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD
KLIK HIER OM DIRECT NAAR DEEL 29 TE GAAN: 
Veenlust, Veendams stralende diamant, 1884