(als je met je muis over een plaatje gaat zie je wat voor onderschrift erbij hoort)

 

Ik ben Lotte Carolus en de grootste heldin van Veendam! Morgen, 14 november 1813 is de dag. De Fransen kunnen elk moment vluchten. Naast ons woont Albert Hazewinkel, een zeeman die er tureluurs van wordt dat hij niet mag uitvaren. 'Er gaat wat gebeuren, Lotte. We zullen die Fransozen eens een poets bakken.'

Mag ik meedoen? Ik kijk hem recht in de ogen. 'Een meisjeskuiken zoals jij?' Maar ik laat me niet afschepen. Hoe laat? 'Acht uur', zegt hij.

En daar sta ik nu. In de Kerklaan. Zo gauw ik een Franse soldaat zie moet ik zo hard mogelijk schreeuwen: Wacht!!!! Ik tuur naar links en naar rechts, naar de kant van het kerkhof en in de richting van Muntendam. Het is stil. Met een beitel wrikt Albert de deur van de toren open. Drie vrienden volgen hem. Ik doe net of er niets aan de hand is als andere Veendammers mij voorbij lopen. Een hond blaft, een handkar hobbelt door de 'Loane'. Dan zie ik het. Door een galmgat wordt een stok met een oranje bol gestoken. En even later hangt hij daar: de rood-wit-blauwe vlag. Ik zie het hoofd van Albert hoog boven mij. 'Vivat Oranje! Leve Prins Willem!' schalt het over Veendam. Ik juich mee: Oranje Boven! Opeens staat de bakker van het Westerdiep naast mij. Hij klopt mij op de schouder. 'Weg met de Fransozen. Weg met de belastingdieven!' Mensen stromen nu van alle kanten toe. Zij zwaaien. Ik zie oranje strikken. Hoe zal dit aflopen?

Jezelf bevrijden of bevrijd worden

In 1795 leek het nog zo mooi. Wildervankers en Veendammers dansten rond de vrijheidsboom. Er zouden betere tijden komen en de Franse soldaten zouden helpen van Nederland een modern en vrij land te maken. In 1795 verjoegen Franse troepen Stadhouder Willem V van Oranje en zijn Engelse helpers. Zij zouden Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap brengen.

Daar is maar een beetje van terecht gekomen. Wel schaften de Fransen allerlei ouderwetse wetten af en zorgden ze ervoor dat iedereen dezelfde rechten had. Niemand mocht meer om zijn godsdienst achtergesteld worden. Ook kreeg iedereen voortaan een achternaam. Er kwam zowaar orde in de muntsoorten, maten en gewichten. Als het ergens een rommeltje was, dan wel met het meten, wegen en betalen. Daar was nauwelijks wijs uit te worden. Eke provincie en zelfs sommige steden hadden hun eigen geld, maten en gewichten. Zo werd de turf werd niet overal op dezelfde manier gemeten. Dat de Fransen daar wat eenheid in brachten was zo gek nog niet. Daarom waren er toch veel Nederlanders die onder Franse leiding het land meehielpen te besturen.

Maar wat hen vooral dwars zat, waren de oorlogen waarin Napoleon ze meesleepte. Nederlandse jongens werden gedwongen om soldaat in de Franse legers te worden. Ook in de gruwelijke tocht naar Rusland (1812) kwamen jonge Veendammers en Wildervankers om. Wat ook veel ergernis gaf waren de steeds hogere belastingen, die Fransen aan de Nederlanders oplegden. De mensen kregen het arm. Dat gold helemaal voor de zeelieden en iedereen die aan de zeevaart verdiende. Toen de Fransen alle handel overzee verboden (1806) zat er voor de meeste kapiteins niets anders op dan hun schepen aan de ketting te leggen. Ook in Veendam en Wildervank, waar veel zeelieden woonden, kwam dat hard aan.

Daarom was iedereen blij dat het in 1813 voorbij was. Napoleon verloor de belangrijke Slag bij Leipzig en werd gevangengezet. De Fransen verlieten ons land. De Russische kozakken op hun kleine paardjes zorgden ervoor dat ze op de vlucht sloegen. De meeste Nederlanders waren zo bang dat ze er zelf weinig aan deden om zich te bevrijden. Niet iedereen was zo dapper als Albert Hazewinkel en zijn vrienden die de vlag op de Veendammer kerktoren hesen en ´Vivat Oranje!´ (’Oranje Boven!’) riepen.

Toch waren er meer Veendammers die begrepen dat het beter was om jezelf te bevrijden dan door anderen bevrijd te worden. Dan had je geen recht van spreken over je eigen toekomst. Wie er zo over dacht was Jan Remees Modderman. Jan Remees was een grote meneer in het nieuwe bestuur dat de Fransen aan Nederland opgedrongen hadden. Een groot deel van Oost-Groningen hoorde tot het arrondissement (district) Winschoten. Als sousprefect had hij er veel te zeggen. Toen hij van Napoleons nederlaag bij Leipzig hoorde besloot hij een heuse Oranjeopstand te beginnen. De Groningers zouden de Fransen een poepje laten ruiken. Terwijl er nog geen kozak te bekennen viel, reed hij al naar de stad Groningen. Als de opstand een succes moest worden, moest je in de stad beginnen. Die had sterke wallen en poorten, daar woonden de meeste Groningers. Maar de Stadjers bleken hazenharten. Ze durfden geen vuist te maken tegen de Fransen. Nijdig keerde Modderman hen de rug toe. Op eigen houtje reisde hij naar het Duitse Bunde, waar de kozakken lagen. Die stonden op het punt om bij Nieuweschans ons land binnen te trekken. Als hij aan het hoofd van de troepen zou staan, zouden de Oost-Groningers wel in beweging komen, voorspelde hij de Russische vechtersbazen. En waarachtig, hij kreeg gelijk. In Beerta, Winschoten, Scheemda en andere dorpen hielpen de bewoners mee om de Fransen te verjagen Overal wapperden vlaggen, de straten waren vol oranje. Jan Remees Modderman werd de held van Oranje!

Maar er was nog een Veendammer die een heldenrol zou spelen. Het was de zeeman Pieter Jans Muntendam, die zich noodgedwongen aan het Oosterdiep zat te verbijten. In 1813 bezocht hij een oude kennis, Roelof Schenkel, net als Pieter Jans een zeeman aan wal. Die was in Stad herbergier van de ‘Gouden Karper’ geworden. Hij wist te vertellen dat de douaniers er met fl. 80.000 vandoor waren gegaan. Nu was er geen Fransman meer gehaat dan een douanier. Die loerde op smokkelaars en sloeg binnenvarende zeelieden in de boeien. Het geld hoorde aan de Groningers en de douaniers waren met vrouwen en kinderen in een schip gestapt om over het Reitdiep bij Zoutkamp naar Frankrijk te ontsnappen. Muntendam haalde Schenkel en zijn klanten, die allemaal zout water geproefd hadden, over om de dieven in het pikkedonker met een sloep achterna te gaan. Ze roeiden, zoals ze nog nooit geroeid hadden. Al snel zagen ze het schip in het donker van de nacht opdoemen. Pieter Jans was de man die het eerst aan boord klom. De anderen volgden. Ze verrasten de diefachtige vluchtelingen en bonden de mannen vast. ‘Het gejammer der vrouwen en kinderen vermengt zich met de wanhoopskreten der mannen’, werd er later geschreven. Het spreekt vanzelf dat de geroofde fl. 80.000 aan de bestuurders van de provincie terug werd gegeven.


KLIK HIER OM TE ZIEN WAAR DIT VERHAAL ZICH HEEFT AFGESPEELD
KLIK HIER OM DIRECT NAAR DEEL 21 TE GAAN: 
Naar school, 1827