Veengroei en veenpioniers
Vanaf 5000 v. Chr. kwam de veengroei langzaam opgang. Het veenpakket groeide slechts een enkele millimeter per jaar. Bossen stierven af door de vernatting. Resten van deze bossen worden door mensen die in het veen werken als kienhout terug gevonden.. Sommige stammen zijn meer dan 2000 jaar oud.
De vervening die al rond 1600 op gang kwam, bracht i.t.t. een deel van de Drentse- en Friese verveningen, welvaart. Dit had te maken met de wijze van ontginnen en de aanbestedingen. De stad Groningen oefende in de 18de eeuw grote invloed uit op de verdere ontwikkeling van onder andere het Stadskanaal.
Op zaal hangt een replica van een schilderij van Mancadan. Het geeft ons een blik op de eerste verveningswerkzaamheden rond Wildervank. Deze plaats dankt haar naam aan Adriaan Geerts Wildervanck, die in de 17de eeuw dit veengebied wist te verwerven. Wildervanck was één van de weinige grote particuliere verveners in de regio, de andere gebieden werden vaak door compagnieën aangelegd. Denk aan de namen Tripscompagnie en Borgercompagnie, maar ook de Zuidwending en de Ommelanderwijk werden door compagnieën ontgonnen. DE na vervening achtergebleven dalgronden bleken uitermate geschikt voor akkerbouw. De teelt van aardappelen nam in de 18de, 19de en 20ste eeuw een grote vlucht. Eerst als consumptieaardappelen daarna als zetmeelaardappel.